25-05-2018 | Op 18 mei presenteerde minister Kaag de nieuwe beleidsnota voor ontwikkelingssamenwerking: ‘Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland’. GCE-NL is verheugd dat onderwijs na jarenlange afwezigheid weer een prominente plek heeft in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid.

Uit de toespraak die minister Kaag hield bij de behandeling van de Begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) op 23 november vorig jaar, bleek al dat ze de grote waarde inziet van onderwijs voor ontwikkeling. Ook het feit dat Nederland op de Financieringsconferentie van het Global Partnership for Education (GPE) afgelopen februari aankondigde dat Nederland weer zou terugkomen als partner in onderwijs en een officiële ‘toezegging tot een bijdrage‘ deed aan dit multilaterale fonds voor onderwijs, beloofde veel goeds. Gelukkig is dit terug te zien in de nieuwe beleidsnota die afgelopen 18 mei werd gepresenteerd.

Uitgangspunten nieuw OS-beleid

Met het nieuwe beleid gaat het kabinet werken aan de volgende vier nauw verbonden hoofddoelen:

  • voorkomen van conflict en instabiliteit
  • verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid
  • bevorderen van duurzame inclusieve groei en klimaatactie wereldwijd
  • versterken van het internationaal verdienmodel van Nederland.

Gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen en meisjes vormen de rode draad in het beleid. Regionaal gezien verschuift de focus naar de instabiele regio’s in West-Afrika/de Sahel, de Hoorn van Afrika, Noord-Afrika en het Midden-Oosten.

Leidraad voor  het beleid is de Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling van de Verenigde Naties, uitgewerkt in 17 Sustainable Development Goals (SDG’s). De redenen hiervoor: de Agenda is verankerd in de mensenrechten, het biedt de ‘ultieme preventieagenda’ bij het voorkomen van conflicten en maatschappelijke en politieke instabiliteit, en het biedt aanknopingspunten voor innovaties, voor samenwerking en voor het bundelen van krachten. Daarnaast sluit de nota van Kaag aan op andere Nederlandse beleidsnota’s zoals de Defensienota en het Integrale Migratiebeleid. Met de link tussen Hulp en Handel en de belangrijke rol voor de (Nederlandse) private sector sluit Kaag direct aan op het beleid van haar voorganger Ploumen.

Het is overigens niet nieuw dat de (economische) belangen van Nederland een vooraanstaande plaats hebben in het OS-beleid. Toenmalig staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Knapen stelde in 2010 al expliciet dat het OS-beleid een afgeleide diende te zijn van het algemene buitenlandse beleid, en dus moest bijdragen aan het verbeteren van de economische positie van Nederland en het bevorderen van stabiliteit en veiligheid in de wereld.

Onderwijs voor de aanpak van grondoorzaken

Bij de Begrotingsbehandeling noemde Kaag onderwijs cruciaal als mensenrecht en voorwaarde voor ontwikkeling, en liet ze blijken dat ze onderwijs liever niet wil verengen tot enkele subthema’s, maar in de volle breedte wil benaderen. Een visie op onderwijs die GCE-NL van harte onderschrijft. Goed onderwijs in al haar facetten vormt de sleutel tot het behalen van alle SDG’s en daarmee tot duurzame ontwikkeling voor iedereen. Wel heeft Kaag meteen aangegeven dat onderwijs geen nieuw prioriteitsthema zou worden.

Om tegemoet te komen aan de holistische blik op onderwijs, komt onderwijs vooral aan bod bij de aanpak van de ‘grondoorzaken’ van instabiliteit en armoede: onderwijs vergroot de kans op werk en inkomen, geeft jonge vrouwen en meisje meer keuzevrijheid, werkt tegen kinderarbeid.

Budget

Wat het budget betreft, stelt het Regeerakkoord voor om per jaar ruim 400 miljoen extra aan ODA (Official Development Aid) beschikbaar te stellen voor het nieuwe BHOS-beleid. De minister streeft ernaar om in 2030 weer te voldoen aan de international norm van besteding van 0,7% van het Bruto Nationaal Product aan het ODA-budget; nu is dat nog 0,59%. Deze lange tijdspanne is opmerkelijk gezien het feit dat de SDG’s al in 2030 behaald moeten zijn.

GCE-NL hoopt dat de nota een goede discussie op gang brengt over welke kosten precies uit het ontwikkelingsbudget moeten worden betaald. In de voorgaande jaren werd het OS-budget namelijk ook ingezet voor doelstellingen die niet direct bijdragen aan duurzame ontwikkeling of armoedebestrijding in het Zuiden. Zo werd de eerstejaarsopvang van asielzoekers in Nederland ook uit het budget betaald, net als de financiering van het klimaatfonds en verkapte subsidies aan het Nederlandse bedrijfsleven (Dutch Good Growth Fund). GCE-NL pleit ervoor dat geld voor ontwikkelingssamenwerking ook echt ten goede komt aan partners in het Zuiden.

Uit de extra gelden is jaarlijks 80 miljoen euro uitgetrokken voor het aanpakken van de eerder genoemde grondoorzaken, waarvan jaarlijks 30 miljoen voor onderwijs. Via welke kanalen die gelden precies besteed zal worden, is nog niet bekend. Wel belooft de nota bij te dragen aan het Global Partnership for Education (GPE) en aan het Education Cannot Wait fonds (ECW). Met het totaalbudget van 30 miljoen per jaar voor onderwijs kan Nederland echter bij lange na niet tegemoet komen aan het verzoek van het GPE voor een bijdrage van 100 miljoen euro voor de periode 2018-2020. Een verzoek dat ondersteund wordt door verschillende maatschappelijke organisaties, waaronder GCE-NL. Met dit bedrag zou Nederland overigens nog ruimschoots onder het niveau van haar vroegere bijdragen zitten van 50 miljoen euro per jaar.

Onderwijs terug van weggeweest

Onder de opeenvolgende kabinetten Rutte is onderwijs uit het OS-beleid verdwenen. De omslag diende zich aan in 2010/2011, terwijl onderzoek van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) juist had aangetoond dat Nederlandse onderwijshulp een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan meer en betere ‘ basic education’ in het Zuiden. Nederland werd internationaal zeer gewaardeerd om de goede en brede samenwerking met allerlei partijen die bij onderwijs in het Zuiden betrokken zijn. Bovendien toonde het rapport aan dat onderwijs ‘unfinished business’ was, en van groot belang zou zijn bij  het behalen van successen op de destijds door het kabinet gekozen speerpunten. Met name voor de prioriteitsthema’s Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en Vrede en Veiligheid.

Dat onderwijs nu weer een belangrijke plaats inneemt in het Nederlandse OS-beleid, komt mede door de toegenomen migratieproblematiek. Kort gezegd: om te voorkomen dat mensen naar Europa komen op zoek naar veiligheid en toekomstperspectieven, moeten we investeren in betere levensomstandigheden in de gebieden van herkomst, onder andere door middel van onderwijs. Of je het nu vanuit algemene menselijkheid en internationale solidariteit bekijkt of vanuit Nederlands eigenbelang, met de slogan van de nieuwe nota, ‘Investeren in Perspectief’, en met de belangrijke rol van onderwijs daarvoor, zal iedereen kunnen instemmen.

Op 20 juni vindt er een hoorzitting plaats in de Tweede Kamer over de nota ‘ Investeren in Perspectief’. Het is nog niet bekend wanneer het notaoverleg zal worden gehouden.

Overzicht van passages over onderwijs

Onder het dwarsdoorsnijdend thema Gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes:

Economische empowerment en verbetering van het economische klimaat voor vrouwen’:

Het kabinet intensiveert de inspanningen om werk en onderwijs mogelijk, toegankelijk, veilig en rendabel te maken voor vrouwen en meisjes in ontwikkelingslanden… (p.26)

Onder Investeren in Stabiliteit en Armoedebestrijding:

2.1 Onderwijs, werk en keuzevrijheid voor vrouwen en meisjes:

Als onderdeel van de aanpak van grondoorzaken en het creëren van perspectief voor jongeren gaat Nederland in de focusregio’s de inzet op het gebied van (beroeps)onderwijs uitbreiden. Relevant onderwijs vergroot de kans op werk en inkomen en geeft jonge vrouwen en meisjes meer keuzevrijheid.

De toegang tot onderwijs is in ontwikkelingslanden sterk verbeterd. Maar vooral in de armste landen en fragiele staten gaan nog veel kinderen niet naar school, en leren ze vaak te weinig als ze wel gaan. Onderwijs heeft een positieve invloed op economische kansen: met één jaar extra onderwijs stijgen individuele inkomsten met 10 procent, en in het geval van meisjes/vrouwen zelfs met 20 procent. De economie vaart wel bij beter onderwijs. Onderwijs werkt tegen kinderarbeid. Meisjes die onderwijs hebben gevolgd krijgen in Sub-Sahara Afrika de helft minder kinderen. Schoolgaande meisjes zijn ook minder vaak slachtoffer van kindhuwelijken en huiselijk geweld.

Basisonderwijs en onderwijsbeleid

Nederland gaat via het Global Partnership for Education (GPE) een nieuwe bijdrage leveren aan ondersteuning van het onderwijsbeleid in ontwikkelingslanden. De fondsen worden vooral ingezet in landen die achterblijven, zoals in de Sahel en de Hoorn van Afrika. GPE is in 2002 mede door Nederland opgericht en heeft sindsdien meer dan zestig ontwikkelingslanden geholpen bij het verbeteren en uitvoeren van hun onderwijsplannen. Dankzij GPE-programma’s gingen in de periode 2002-2015 zo’n 72 miljoen meer kinderen naar het basisonderwijs en maakte een hoger percentage kinderen de school af. Zo steeg het aandeel meisjes dat de basisschool afmaakte van 56 procent naar 74 procent. De intensivering op het gebied van onderwijs worden verder ingevuld via Education Cannot Wait en door onderwijs beter te verankeren binnen andere programma’s (zie ook 2.4 Opvang in de Regio).

Beroepsonderwijs

Basisonderwijs is belangrijk, maar niet genoeg. In de focusregio’s gaat Nederland daarom (beroeps) onderwijs steunen waarmee jongeren betere kansen krijgen op de lokale arbeidsmarkt. Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar meisjes. Het gaat om beroepsonderwijs, van ambachtelijke basistraining tot technisch onderwijs zoals agrarische scholing en het bijbrengen van vaardigheden op digitaal gebied. Ook leer-/werkplaatsen, waarbij jongeren naast de opleiding praktische ervaring opdoen binnen een bedrijf, zijn van belang. Beroepsonderwijs wordt ondersteund daar waar ook productieve activiteiten en jonge ondernemers worden gesteund. Het Orange Knowledge Programme richt zich op het versterken van hoger en middelbaar beroepsonderwijs. In lijn met het regeerakkoord verhoogt Nederland het aantal beurzen onder het Netherlands Fellowship Programme en het MENA Scholarship Programme voor de nieuwe focuslanden Libanon, Jordanië en Irak. (p.30, 32)

2.4 Opvang en bescherming in de regio

Onderwijs voor vluchtelingenkinderen: Meer dan 3,5 miljoen vluchtelingenkinderen tussen 5 en 17 jaar kunnen niet naar basis- of voortgezet onderwijs. Dit dreigt een verloren generatie te worden. Nederland steunt daarom onderwijsprogramma’s voor vluchtelingenkinderen in Jordanië en Libanon en breidt dit uit naar Irak en de Hoorn van Afrika. De nadruk ligt op het bieden van betere kansen aan jongeren op de arbeidsmarkt

2.5 Noodhulp en humanitaire diplomatie

Nederland hecht ook grote waarde aan een holistische benadering van noodhulp, waarbij niet alleen wordt voorzien in de primaire behoeften aan water, eten, onderdak, medische zorg en bescherming, maar ook in onderwijs, psychosociale zorg, en – waar mogelijk – herstel van middelen van bestaan en ’early recovery’. (p.48)