04-03-2015, NJR | Afgelopen week was ik op uitnodiging van GCE-Nederland in Johannesburg. Om precies te zijn: ik zat op een afgesloten conferentiecompound tussen Johannesburg en Pretoria om ‘de jongere’ te zijn. De enige youth delegate op de belangrijkste bijeenkomst van de leidende NGO’s op onderwijsgebied. Ik kwam erachter dat iedereen ‘jongeren’ belangrijk vindt. En hoe moeilijk iedereen het vindt om die woorden in actie over te zetten.

Dat hooggeplaatste wereldleiders het ´absoluut cruciaal´ vinden om jongeren te betrekken bij hun beleid, weten we ondertussen. We weten ook wat dit ´betrekken´ meestal betekent. Fotomomentjes met Ban Ki-moon, bijvoorbeeld. Selfies met presidenten en premiers. Panels waarin de ‘belangrijke rol van jongeren’ en onze ‘geweldige energie en gedrevenheid’ wordt benadrukt.

Het Selecte Groepje

Meestal gaan dit soort ‘jeugdparticipatiemomenten’ volgens een bepaald script. Een select groepje krijgt een uitnodiging om ergens bij te zijn. Dat selecte groepje zegt dingen waar niemand het mee oneens kan zijn, zoals: “De jongeren van nu gaan straks de nieuwe ontwikkelingsdoelen moeten realiseren”. Of: “We moeten er alles aan doen om inclusief te zijn. Of: “Discriminatie is slecht en moet worden uitgebannen.” Of: “Werk met ons samen aan een nieuwe en vrediger wereld.” Als dat selecte groepje dat heeft gezegd, worden er foto’s gemaakt. Die foto’s worden op facebook en twitter met de wereld gedeeld. En dan kan de organiserende organisatie (denk aan de VN, of de Wereldbank, of UNESCO, of het Global Partnership for Education) zeggen: “Natuurlijk! Goed punt! Prachtig. Dank je wel!”. Ze stoppen het selecte groepje een VVV-bon in de hand en zwaaien hen vriendelijk uit. Zo. Jongerenparticipatie hebben we ook weer gehad. Want het is belangrijk, hoor!

Begrijp me niet verkeerd. Alle punten die ik zojuist het ‘selecte groepje’ in de mond heb gelegd, zijn geweldig belangrijk. Sterker: het selecte groepje (die vaak uit dezelfde mensen bestaat) is zelf ook geweldig belangrijk. Zij proberen continu hooggeplaatsten te laten begrijpen dat er zaken zijn waar jongeren bij moeten worden betrokken. Ze vertellen overal dat jongeren tegen specifieke problemen aanlopen. Jeugdwerkloosheid bijvoorbeeld. Of verslechterend onderwijs. En ze laten zien wat het belangrijkst is voor ‘actief burgerschap’ (het spijt me van de vreselijke term): democratisch inspraak geven in bestuursprocessen. Eigenlijk zou dat al veel jonger moeten beginnen. Op basis- en middelbare scholen.

Belangrijke Mensen in onderwijsland

Het waren precies deze mensen waar ik de afgelopen week in Johannesburg mee heb gepraat. Ik was er op de World Assembly van de Global Campaign for Education, opgericht door Nobelprijswinnaar Kailash Satyarthi. Dat is een hele mond vol. De World Assembly wordt iedere vier jaar gehouden. Uit zo’n 90 landen komen daar de belangrijkste kopstukken van de NGO-wereld. Allemaal houden ze zich bezig met onderwijs. Onderwijskwaliteit, toegang tot onderwijs, het tegengaan van toenemende ongelijkheid door de groei van privéscholen, het bevorderen van eerlijke belastingmaatregelen zodat grote bedrijven meer betalen. Dat soort dingen.

Ik was er omdat mij eind december, toen ik bij de bestuursvergadering van het Global Partnership for Education in de Wereldbank, verteld was dat er één manier was om jongeren een stem te geven in de grote onderwijsorganisaties: via de GCE. En dat heb ik gedaan. Op uitnodiging van GCE-NL, en gesteund door de VS, het Afrikaanse netwerk, en een heel legertje activistische Latijns-Amerikanen heb ik vier dagen lang gespeecht over het belang van jongeren binnen onderwijs. Dat werd opgenomen in het Strategisch Plan. Ook een beleidsmotie om jongeren te ‘mainstreamen’ in nationale onderwijsbesluitvorming werd aangenomen. En bij een panel waarin ik zat om het belang van jongeren te benadrukken, zat iedereen hard te knikken. Wat dat willen we allemaal wel.

Tot we bij de laatste troef kwamen. Die laatste troef was een motie om de grondwet van GCE te veranderen zodat er een jongere in het bestuur zou plaatsnemen. Natuurlijk zei iedereen meteen dingen als “we vinden de spirit van deze motie heel goed” en “jongeren zijn heel belangrijk”. Maar je zag nog iets. Je zag de angst van veel topmensen om hun macht te delen met jongeren. Want jongeren zijn kritisch. Ze geven tegengas. Ze betwijfelen dingen waar de oudere garde (en de gemiddelde leeftijd binnen dat bestuur ligt flink boven de veertig) vroeger voor heeft gevochten.

Wij dienen een motie in om jongeren een plek aan tafel te geven

Het debat duurde eindeloos. Woensdagavond moesten we om zes uur klaar zijn – om acht uur gingen we maar weg. De vertalers moesten naar huis. De volgende ochtend stonden we om acht uur weer klaar om verder te discussiëren. De Latijns-Amerikaanse activisten waren geweldig: “Wat nou democratie? We zeggen altijd dat GCE democratisch is en dat we democratische principes voorstaan. Waarom zijn er hier zo veel mensen die niet daadwerkelijk jongeren een zetel aan tafel willen geven?” Resultaat: staande ovatie.

Stemmen. Tenenkrommend spannend. Alsof je de uitslag hoort van je schoolexamen. Om me heen werden uitslagen gefluisterd.

En nu: actie!

De motie was aangenomen met 44 stemmen voor, 6 stemmen tegen, 14 onthoudingen. Dat was net één stem meer dan nodig was. En dus hebben we een nieuw doel: over vier jaar, als de Jeugdzetel op het bestuur actief wordt, moeten we er staan. Alle jongerenorganisaties moeten zich verenigen, zodat we met één stem kunnen spreken in invloedrijke organen als GCE. Zodat we überhaupt representatief zijn. Zodat we gezamenlijk kunnen bouwen aan een wereld zoals wij die willen: gelijker, rechtvaardiger, en democratischer.

Door Frits Brouwer, Jongerenvertegenwoordiger UNESCO.