Conferentie Onderwijsagenda 2015

18 November 2011 | Haagse Hotelschool, Den Haag

Nieuwe vormen van samenwerking zijn essentieel voor effectieve onderwijshulp. Dit is de belangrijkste conclusie van de Conferentie Onderwijsagenda 2015 van GCE-NL. Meer dan 100 vertegenwoordigers van grote en kleine ontwikkelingsorganisaties, scholen en universiteiten, onderwijsvakbonden, overheid en bedrijfsleven kwamen bij elkaar om antwoord te geven op de vraag wat we vanuit Nederland kunnen doen om zoveel mogelijk kinderen in ontwikkelingslanden de kans te bieden op onderwijs van goede kwaliteit. Gezamenlijk werd een lijst van actiepunten voor onderwijshulp vastgesteld.

Onderwijsagenda 2015

In zijn welkomstwoord wees Kees de Jong (directeur van Edukans) op het grote draagvlak voor onderwijshulp. Hoewel investeringen in onderwijs als thema binnen ontwikkelingssamenwerking sterk zijn afgenomen, wordt onderwijs steevast als een van de belangrijkere prioriteiten in ontwikkelingssamenwerking genoemd door de Nederlandse samenleving.

Een recente beleidsevaluatie door het IOB (Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie) laat zien dat Nederland een duidelijke bijdrage heeft geleverd aan de successen van de laatste 10 jaar in het onderwijs, vooral op het gebied van toegang tot onderwijs, ook voor meisjes en kinderen in achtergestelde gebieden. De samenwerking van de overheid met NGO’s, en van NGO’s met lokale partners heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het succes van het Nederlands beleid.

Innovatieve samenwerking

Niet voor niets benadrukte Jan Peter Balkenende, lid van het internationale High Level Panel for Education, tijdens zijn opening van de conferentie het belang van innovatieve vormen van samenwerking. Hij stelde dat het in de huidige context van het beperken van het aantal landen en thema’s binnen ontwikkelingssamenwerking van belang is om nieuwe ideeën te genereren, zodat onderwijs kan worden versterkt. Want juist kennis, scholing en goed onderwijs spelen een belangrijke rol bij economische groei, inkomensgroei en sociale ontwikkeling.

Hiertoe zullen nieuwe allianties moeten worden aangegaan, bijvoorbeeld tussen overheden, de private sector, NGO’s, en religieuze groeperingen. Maastschappelijk verantwoord ondernemen biedt een aanknopingspunt om dit gesprek aan te gaan. Met ons allen hebben we de morele opdracht om onderwijs te bieden aan kinderen zodat zij de kans krijgen zich te ontwikkelen.

Kwaliteit van onderwijs

Mede dankzij Nederlandse hulp gingen er in 2010 veertig miljoen kinderen méér naar school dan in het jaar 2000. Dat is een prachtig resultaat, maar als gevolg van de snelle uitbreiding van de toegang tot onderwijs, is de kwaliteit van het onderwijs in veel landen onder druk komen te staan.

Ries Sieswerda, onderzoeker van de universitaire lerarenopleiding aan de Universiteit van Amsterdam, presenteerde een onderzoek naar kwaliteitsverbetering op het platteland op lagere scholen in Ethiopië en Oeganda. Belangrijke conclusie van haar onderzoek is dat betrokkenheid van docenten bij het leerproces essentieel is voor goede kwaliteit van het onderwijs. Door zelf een lesprogramma en bijbehorend lemateriaal samen te stellen, wordt participatie en aandacht van zowel leerlingen als docenten bevorderd.

Het bevorderen van interactie tussen kind en leraar, en ook met schoolleiding, ouders en buurt is daarom een eerste actiepunt om de kwaliteit van onderwijs te verbeteren. Hierbij is het van belang onderwijs te verbinden aan andere thema’s.

Het verbeteren van de kwaliteit van lerarenopleidingen werd eveneens genoemd als essentieel element.

Ten slotte zou het tonen van concrete resultaten over de haalbaarheid van kwaliteit een positieve stimulans kunnen geven aan organisaties om te investeren in de kwaliteit van onderwijs.

Gelijke onderwijskansen voor jongens en meisjes

Van de 67 miljoen kinderen die nu niet naar school zijn er 35 miljoen meisje. Meisjes hebben een kleinere kans de basisschool af te maken en hebben een kleinere kans om op de middelbare school te komen. Dit heeft een groot effect voor toekomstige generaties: het beïnvloedt niet alleen hun eigen toekomst, maar ook de toekomst van hun kinderen, en de toekomst van hun land. Het belang van onderwijs voor meisjes werd effectief getoond door Nicole Metz, lobbyist bij Oxfam Novib.

Het beïnvloeden van de normen en waarden in een samenleving ten aanzien van onderwijs voor meisjes kost veel tijd. Stapsgewijs kunnen echter kleine veranderingen worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door kerkelijke leiders actief te krijgen die op hun beurt ouders beïnvloeden. Of door samenwerking met een zeer ervaren en geëmancipeerde lerares, die als rolmodel voor meisjes kan dienen in een relatief conservatieve omgeving. De discussie over cultuur en traditie dient plaats te vinden in een open dialoog met partnerorganisaties en overheden, maar ook binnen organisaties.

Tegelijkertijd werd gesteld dat het belangrijk is om te werken aan praktische oplossingen voor betere toegang van meisjes tot onderwijs. Bijvoorbeeld door beroepsonderwijs te bieden dat geschikt is voor meisjes en te zorgen voor een koppeling aan een baan, of door mogelijkheden te bieden voor tienermoeders om deel te nemen aan onderwijs.

Ten slotte kunnen structurele verbeteringen tot stand gebracht worden door onder meer beleidsbeïnvloeding.

Onderwijs in conflictgebieden

Onderwijs speelt een ambivalente rol in conflictgebieden. Het kan conflicten aanwakkeren, maar ook de vrede bevorderen. Bovendien is onderwijs snel slachtoffer van conflicten, bijvoorbeeld wanneer scholen worden gebruikt als doelwit van strijdende partijen in een conflict.

Mieke Lopes Cardozo, verbonden aan het onderzoekstraject Onderwijs en Conflict van de Universiteit van Amsterdam, benadrukte de invloed van de internationale sociale en politiek-economische context op onderwijs in het klaslokaal. Waar conflict en vrede nationaal en internationaal nieuwe beleidsprioriteiten geworden zijn, is het noodzakelijk om onderwijs te zien als inherent onderdeel van integrale vredesopbouw. De Nederlandse ‘3D-aanpak’, waarin Diplomacy, Defence en Development worden samengebracht, is een is kortetermijnstrategie die leidt tot een militarisering van ontwikkelingshulp. In plaats van kortetermijnoplossingen zoals het bouwen van scholen tijdens civiel-militaire missies, zouden we moeten toewerken naar een langetermijnaanpak van ‘conflict transformation’, aldus Lopes Cordozo.

Deelnemers betoogden dat onderwijs in conflictgebieden alleen relevant kan zijn na een gedegen gezamenlijke analyse van het conflict en van vredesopbouwprocessen. Elementen die vervolgens meegenomen kunnen worden in interventies zijn het bevorderen van kritisch denken, psychosociale zorg en de rol van de gemeenschap en van docenten.

Verder werd een integrale onderwijsaanpak aanbevolen waarin inhoudelijke punten als financiën, toegang, conflict-sensitief onderwijs en leerkrachten in zijn gezamenlijkheid worden beschouwd. Samenwerking tussen verschillende organisaties is hierbij noodzakelijk.

Ten slotte werd gepleit voor gezamenlijke lobby voor en dialoog over de cruciale rol van onderwijs binnen humanitaire hulp en vredesopbouw. Dit zou moeten plaatsvinden binnen organisaties, de samenleving en (inter)nationale politiek.

Onderwijs en economie

Basisonderwijs wordt pas echt duurzaam door beroepsonderwijs, de meest directe link tussen onderwijs en economie, zo stelde Evert-Jan Brouwer, politiek adviseur van Woord en Daad. Snelle bevolkingsgroei en hoge jeugdwerkloosheid maken investeringen in beroepsonderwijs bovendien enorm relevant. Op individueel niveau vergroot beroepsonderwijs de kans op werk of het starten van een eigen onderneming. Hoe nauwer vakonderwijs verbonden is met kansen op de arbeidsmarkt, hoe effectiever het wordt. De economische baten van beroepsonderwijs zijn het hoogst in situaties waar sprake is van banengroei en waar relaties tussen opleidingen en werkgevers sterk zijn. Landen met een relatief goedgeschoolde bevolking vanwege adequaat beroepsonderwijs zijn minder kwetsbaar voor economische schokken.

De vorming van een goed opgeleide beroepsbevolking in ontwikkelingslanden dient daarom gestimuleerd te worden. Daarvoor kunnen de krachten van beroepsopleidingen, bedrijven, vakbonden en overheden gebundeld worden. Nederlandse bedrijven die zaken doen in die landen hebben er bovendien baat bij daar aan mee te werken.

Ten tweede is het van belang dat beroepsonderwijs in ontwikkelingslanden toegankelijk is voor alle groepen in de samenleving. Hierdoor krijgen mensen kansen, vergroten ze hun koopkracht en worden minder afhankelijk van buitenlandse hulp.

Ten slotte zal kennis met elkaar gedeeld moeten worden over hoe beroepsonderwijs duurzaam kan worden. Lokale instellingen en organisaties in ontwikkelingslanden kunnen deze kennis benutten om het beroepsonderwijs te verbeteren en ook de overheid daarin mee te krijgen.

Innovatieve samenwerking

In een afsluitende forumdiscussie besprak een panel van deskundigen de voorgestelde actiepunten. Nu er veel verschillende onderwerpen zijn en elke organisatie haar eigen niche heeft, is de onderwijsagenda erg divers geworden en mist het zijn focus. Daarom dienen duidelijke keuzes gemaakt te worden, zo stelde Ruerd Ruben (directeur van het IOB). Het is van belang het comparatieve voordeel van organisaties scherp naar voren te brengen. NGO’s kunnen bepaalde dingen erg goed (zoals het bereiken van gemarginsaliseerde groepen); andere dingen kunnen ze beter aan overheden overlaten.

Waar Ruerd Ruben vooral de focus op basisonderwijs wil houden, omdat Nederland daar specifieke kennis en ervaring heeft, legt Dick Scherjon (bestuursadviseur van Rabobank Nederland) de nadruk op beroepsonderwijs en de koppeling hiervan met bijvoorbeeld de agrarische sector in Nederland. Hij benadrukte de belangrijke rol die technologie kan spelen in bijvoorbeeld kennisuitwisseling en technisch advies.

Voor Kees de Jong is innovatie het kernwoord om op een slimme manier resultaten voor elkaar te krijgen. Voor hem is van belang om nooit alleen te werken, maar altijd te kijken waar je werkt, en hoe je daar op een innovatieve manier krachten kunt bundelen met anderen.

Bram van Ojik (directeur Directie Sociale Ontwikkeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken) maakte een scherpe keuze voor toegang tot onderwijs als belangrijkste actiepunt, temeer daar internationaal is afgesproken dat in 2015 overal ter wereld alle jongens en meisjes naar school moeten gaan. Momenteel gaan nog steeds bijna 70 miljoen kinderen niet naar school; veel daarvan leven in conflictlanden, en veel zijn meisjes.

Deelnemers waren het erover eens dat onderwijs hoger op de politieke agenda moet komen. Vanuit het huidige ontwikkelingsbeleid, waarin onderwijs geen prioriteit meer is, is het van belang de juiste focus te vinden. Als er minder geld beschikbaar is, is het des te meer van belang dat het geld goed wordt ingezet. Dit kan alleen door een innovatieve aanpak. Onderwijs zakt steeds verder weg op de politieke agenda. Om dit tegen te gaan zal onderwijs moeten worden verbonden met het eigenbelang voor Nederland. Nieuwe allianties en meer samenwerking blijken essentieel voor effectieve onderwijshulp.

Verslag: Robbert van der Waerdt.