iob2016gapsleftbehindfullreportthumb28-09-2016 | Het Nederlandse ontwikkelingsgeld dat aan basisonderwijs is besteed, was effectief en in feite nog steeds hard nodig. Als die steun in 2010 niet was stopgezet, hadden jaarlijks 2,5 miljoen kinderen naar school gekund. Of hadden 90.000 leerkrachten een salaris kunnen krijgen. Of hadden 30.000 schoollokalen gebouwd kunnen worden.

Beleidsevaluatie

Dat is een van de conclusies van een onderzoek van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) van het ministerie van Buitenlandse Zaken naar de gevolgen van het stopzetten van de Nederlandse ontwikkelingshulp in een aantal (voormalige) partnerlanden. De IOB deed onderzoek in Bolivia,. Burkina Faso, Guatemala, Nicaragua, Tanzania en Zambia. Nederland verleende in deze landen voornamelijk steun op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en goed bestuur. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in het rapport ‘The gaps left behind: An evaluation of the impact of ending aid’.

Bezuinigingen na 2010

Sinds 2010 hebben de opeenvolgende kabinetten Rutte in totaal bijna € 2 miljard bezuinigd op het budget voor ontwikkelingssamenwerking.  Het aantal partnerlanden werd teruggebracht van 33 naar 15 en er werd fors bezuinigd op de steun voor met name onderwijs en algemene gezondheidszorg. De steun voor basisonderwijs daalde van € 328 miljoen in 2010 tot minder dan € 10 miljoen in 2015.  Op de steun voor algemene gezondheidszorg werd € 89 miljoen bezuinigd.

Afbouw en overdracht

De IOB keek niet alleen naar de gevolgen van stopzetting van de hulp, maar ook naar het proces. Een belangrijke onderzoeksvraag was of er sprake  was van een zorgvuldige afbouw van programma’s of een verantwoorde overdracht aan andere donoren. Op dat punt trekt de IOB harde conclusies: ondanks allerlei afspraken daarover was er tussen Europese donoren nauwelijks onderlinge afstemming. Sterker nog: sinds 2010 verloren sommige landen gelijktijdig een aantal belangrijke onderwijsdonoren. Nederlandse programma’s zijn dus nauwelijks overgenomen door andere donoren. De IOB uit ook kritiek op het tempo waarmee de programma’s moesten worden afgebouwd.

In de meeste onderzochte partnerlanden lukte het de overheid wel om – gedeeltelijk – vervangende financiering te vinden voor de wegvallende Nederlandse hulp. Ofwel van andere donoren of doordat de nationale inkomsten stegen en overheden zelf meer konden investeren in onderwijs en gezondheidszorg. Toch heeft beëindiging van de Nederlandse hulp een negatieve invloed op de publieke voorzieningen in deze sectoren, zo concludeert de IOB. In beide sectoren zijn de uitgaven en investeringen nog veel te laag om iedereen toegang te bieden tot gezondheidszorg en onderwijs van goede kwaliteit. Daarom berekende de IOB welke bijdrage Nederland zou leveren als de Nederlandse hulp zou zijn voortgezet. Met die € 328 miljoen per jaar zouden overheden in ontwikkelingslanden vooral de kwaliteit van onderwijs kunnen verbeteren. Met het handhaven van jaarlijks € 89 miljoen voor algemene gezondheidszorg hadden 12.000 levens kunnen worden gered.

In de afgelopen jaren heeft GCE-Nederland veelvuldig aandacht gevraagd voor de mogelijke negatieve gevolgen van de bezuinigingen. De Tweede Kamer heeft herhaaldelijk bij staatssecretaris Knapen en later minister Ploumen aangedrongen op goede coördinatie met andere landen en een zorgvuldige afbouw of overdracht van de onderwijsprogramma’s. Van alle mooie beloftes en toezeggingen van de bewindslieden over een verantwoorde overdracht of overdracht van de Nederlandse hulpprogramma’s blijkt in de praktijk bitter weinig terecht te zijn gekomen.

 


Bevindingen van de IOB

Bevinding 1: Het verminderen van het aantal partnerlanden van 33 naar 15 werd vooral ingegeven door bezuinigingsoverwegingen. Destijds genoemde overwegingen van effectiviteit en efficiency speelden in de praktijk nauwelijks een rol.

Bevinding 2: De landenselectie was grotendeels in overeenstemming met de vooraf vastgestelde selectiecriteria. Maar uitfasering van de bilaterale hulp in Tanzania en vooral Burkina Faso kon alleen beargumenteerd worden door selectief om te gaan met de argumenten voor continuering of exit.

Bevinding 3: Nederland heeft de partnerlandenkeuze niet vooraf overlegd met andere donoren en toonde zich ook nauwelijks bereid om programma’s van andere landen over te nemen. Omgekeerd slaagde het ministerie er zelden in om andere donoren te interesseren voor de Nederlandse programma’s.

Bevinding 4: De ambassades hebben de opgestelde exit-strategieën goed uitgevoerd. Maar doordat de landen- en sectorkeuze niet was gebaseerd op een analyse van de effecten, het ontbrak aan afstemming vooraf en werd ingezet op een snelle uitfasering, was het moeilijk te voldoen aan de eerder door het ministerie zelf onderschreven richtlijnen uit 2008 voor een verantwoorde exit.

Bevinding 5: Door economische groei en hogere binnenlandse (belasting-)inkomsten nam het aandeel van de buitenlandse hulp in de overheidsinkomsten af en bleven de macro-economische effecten van de beëindiging beperkt. Dat geldt niet voor de minst ontwikkelde landen waar Nederland een grote donor was: Burkina Faso en Tanzania.

Bevinding 6: Nederland heeft de bijdragen aan gezondheidssystemen sterk teruggebracht, maar in ontwikkelingslanden bestaat nog steeds een grote kloof tussen de benodigde middelen en de uitgaven. Een forse verhoging van investeringen is noodzakelijk om SRGR doelstellingen te halen. Met continuering van de hulp had Nederland een significante bijdrage kunnen leveren aan verdere daling van moeder- en kindersterfte in (voormalige) partnerlanden.

Bevinding 7: De huidige investeringen in het onderwijs van ontwikkelingslanden zijn veel te laag om de gewenste niveaus van onderwijsdeelname en -kwaliteit te verzekeren. Indien Nederland de steun aan (basis)onderwijs had doorgezet was dit vergelijkbaar met de jaarlijkse kosten voor schooldeelname van 2,5 miljoen kinderen, de salarissen van 90.000 leraren of de bouw van 30.000 klaslokalen in de (voormalige) partnerlanden.

Uit: IOB Evaluatie Nieuwsbrief #16 04


Lees meer:

→ Bezoek de website van de IOB voor het volledige rapport, de onderliggende landenstudies en de Beleidsreactie
Download de Nederlandse samenvatting: IOB-Nieuwsbrief #16 04
→ Lees meer over de discussies over de afbouw en overdracht en de lobbyacties van GCE-NL
Lees het verslag van de discussiemiddag op 2 november ‘Stoppen, en dan?’ van Vice Versa en de IOB